Nu je Python hebt geïnstalleerd en je eerste programma hebt uitgevoerd, is het tijd om de basisprincipes te leren. Dit hoofdstuk legt uit hoe je de bouwstenen van Python gebruikt om krachtige programma’s te schrijven.
Wat zijn variabelen? #
Variabelen zijn als dozen waarin je gegevens kunt opslaan. Je kunt een variabele een naam geven en er later naar verwijzen. In Python hoef je niet expliciet te zeggen welk type gegevens je opslaat – Python herkent dat automatisch!
# Een variabele maken en gebruiken
naam = "Robert Hendriksen"
leeftijd = 30
print(f"Hallo, mijn naam is {naam} en ik ben {leeftijd} jaar oud.")
PythonHier zie je bij regel 2 de eerste variabele “naam”. Waarna een is (=) teken wordt gebruikt om een waarde te geven aan deze variabele naam. Hetzelfde principe vindt plaats op regel 3 waar de leeftijd wordt gevuld met de waarde 30. Op de laatste regel zie je hoe deze elementen worden “geprint” in de console (het scherm onderin je PyCharm).
Datatypes #
Elk stukje data in Python heeft een type. Hier zijn de belangrijkste:
- Strings: Tekst, bijvoorbeeld
"Python is leuk!"
of dus zoals net “Robert Hendriksen”. - Integers: Hele getallen, bijvoorbeeld
42
. - Floats: Decimale getallen, bijvoorbeeld
3.14
. - Booleans: Waar of niet waar, bijvoorbeeld
True
ofFalse
.
a = "Hallo!" # String
b = 10 # Integer
c = 3.14 # Float
d = True # Boolean
PythonHierboven staan dus nu 4 variabelen genaamd a, b, c en d. Deze hebben ieder een eigen datatype.
Operatoren #
Met operatoren kun je berekeningen uitvoeren of vergelijkingen maken:
- Rekenkundige operatoren:
+
,-
,*
,/
,**
(macht),%
(modulus). - Vergelijkingsoperatoren:
==
,!=
,<
,>
,<=
,>=
. - Logische operatoren:
and
,or
,not
.
x = 10
y = 5
print(x + y) # 15
print(x > y) # True
print(x > 0 and y > 0) # True
PythonZo zie je hierboven op regel 1 en 2 dat variabele x en y worden gevuld met 2 soorten integer waarden. Op regel 3 worden deze twee opgeteld door gebruik te maken van de rekenkundige operator. Daaronder zie je hoe regel 4 en 5 de vergelijkingsoperator toepassen waaruit een boolean komt als resultaat. Namelijk is x groter dan y? Ja die is groter dus een True. Tot slot zie je ook dat er een logische operator wordt gebruikt “and” om zowel de controle te doen of x groter is dan 0 en y ook groter is dan 0. Beide condities zijn waar dus de uitkomst is de boolean True.